Gambia en Senegal

Gambia en Senegal: van mangrove tot NP Niokolo Koba

verslag van reisleider Johan Bos

Wat maakt een natuursafari voor een reisleider tot een succes? Uiteraard het aantal diersoorten dat wordt gezien en de kwaliteit van de waarmeningen door de hele groep. Onze trip naar Gambia & Senegal in november 2006 was op dit punt voor honderd procent geslaagd. Deze reis was op speciaal verzoek van de groep georganiseerd. Voor wie interesse heeft kunnen we deze reis opnieuw als arrangement verzorgen voor minimaal 3 en maximaal 9 personen.

In totaal zijn we 22 dagen op pad geweest. De eerste week trokken we rustig door Gambia naar het oosten, om de hele tweede week door te brengen in Nationaal Park Niokolo Koba in Senegal. Daarna zijn we van Niokolo naar de Delta van Sine Saloum gereisd om via de pont bij Barra terug te keren naar Gambia. Het eindresultaat: 244 soorten vogels die we met zekerheid hebben kunnen determineren, en minstens 34 soorten zoogdieren. Daarnaast zijn er veel insecten, reptielen en amfibieën gezien.

De deelnemers waren de echtparen: Alex & Mieke, Cees & Helen en Ton & Joke. Als groep reizen ze al zo’n tien jaar samen. Ze hebben, bij wijze van spreken, al veel van de wereld gezien. Gambia en Senegal waren voor hen echter nieuw. Ondergetekende fungeerde als hoofdgids en organisator. Collega Jeroen Verhoeff had zichzelf tot doel gesteld de deelnemers zo veel mogelijk op extraatjes te trakteren in de vorm van zoogdieren, slangen, reptielen en amfibieën. Ons vervoer bestond uit twee Mitsubishi`s Pajero (4×4), die Jeroen en ikzelf bestuurden.

Gunjur
Na aankomst op 30-10-2006 op de luchthaven van Banjul zijn we direct naar Gunjur Beach Lodge in Gambia gegaan, waar Nolleke Bekkering uit Nederland sinds kort de scepter zwaait. Deze locatie ligt goed (aan zee) en heeft een gevarieerde tuin, met veel vogels. De goudkapfiscaal zit ’s morgens vroeg al luid te roepen, net als de babbelaars, de wielewaalzanger en de schildraaf. In de struiken zagen we de Levaillants koekoek, diep weggedoken. Kleine vogels, van roodkruinzwaluwen tot vuurvinkjes en van dwergijsvogels tot witkruinlawaaimakers, bleken ruim voorradig. In twee dagen konden al de eerste 78 soorten worden genoteerd! Een razende start, maar ook logisch aangezien we net waren aangekomen.

Groen
Het seizoen, pal na de regentijd, zorgde ervoor dat West-Afrika er zeer groen uitzag. Veel vogels zijn dan nog in broedkleed en overal fladderden vlinders. Een groot contrast met de droge tijd (december/maart). Dan ziet alles er stoffig en vrij dor uit en waait er vaak een straffe stofwind (de harmattan).

In de omgeving van Gunjur werden Jeroen en ik direct geconfronteerd met de specialiteiten van Joke en Helen: zij liepen continu in de struiken en het gras te speuren naar insecten. En als ze weer een bijzonder goed gecamoufleerde bidsprinkhaan, tor, cicade of rups gevonden hadden, dan ratelden hun macro-camera’s er lustig op los. Gunjur, zo bleek, was voorafgaand aan onze lange tocht een goede keus. Rustig, veel soorten en al helemaal puur Afrika omdat er geen grote hotels volgepakt met zontoeristen te vinden zijn.

Tendaba
Op 1 november vertrokken we van Gunjur naar het oosten. Ons eerste doel was Tendaba Rivercamp op pakweg 100 km van de kust. Tijdens deze tocht bleek direct dat de goede auto`s geen overbodige luxe waren. De weg is al jarenlang een gatenkaas… met meer gaten dan kaas (inmiddels is deze weg een heel stuk verbeterd, toevoeging in 2012).

We maakten enkele tussenstops. Bij Pirang om de oudste boom van Gambia te zien (met kerkuil) en om te zoeken naar de zwartekroonkraanvogels. We zagen veel interessante soorten, maar deze majestueuze dieren bleven onzichtbaar. Na nog een wandeling bij Faraba Banta waar Cees ons , met zijn steeds weer scherpe blik , wees op een mooi zittende Afrikaanse zwarte kuifarend, kwamen we aan het einde van de dag voldaan aan in Tendaba. Dit was weliswaar een reisdag, maar we telden toch 75 soorten vogels, waaronder bateleur, kaalkopkiekendief, hagedisbuizerd en drie soorten scharrelaars (blauwbuik-, sahel- en roodkruinscharrelaar). Opnieuw schotelden Joke en Helen ons onderweg nog wat fantastische spinnen voor. We zijn benieuwd naar hun foto`s.

Boabolong
Het kamp in Tendaba is zeer gunstig gesitueerd voor natuurliefhebbers. Hier ligt Kiang-West Nationaal Park en aan de overkant van de rivier is het buitengewoon rijke en gave Boabolong naturereserve te vinden. Een aantal wandelingen, een autosafari en een uitgebreide boottocht door de mangroven leverden een schat aan soorten op: 97 in totaal. Opvallend waren witrugkwak, nimmerzat, bisschopsooievaar, Afrikaanse havikarend, Wahlbergarend, Verraux oehoe en de Afrikaanse dwergooruil. Verder zagen we onderweg nog patas-apen (ook wel huzaaraap genoemd). De rijkdom van Tendaba en omgeving heeft zeker te maken met de enorme invloed van de Gambia-rivier. Op deze afstand van de kust is eb en vloed nog heel gewoon en dat levert een uitzonderlijk dynamisch zoet/zout-ecosysteem op. Voedsel is er voor vogels in overvloed.

Elke avond lopen we onze lijst met vogels, zoogdieren, reptielen en amfibieën na. Met name Alex houdt alles voor zichzelf nauwkeurig bij en hij zoekt regelmatig extra informatie op in zijn boeken. Hij heeft door zijn vele reizen, ook in andere delen van Afrika, een enorme ervaring, waar we allemaal van kunnen profiteren.

Na Tendaba hadden we Basse voor ogen als laatste stopplaats voordat we Senegal in zouden trekken. Maar Basse bleek in één dag niet haalbaar… De weg was gewoon veel te slecht. We kozen daarom voor een stop in Georgetown. Onderweg werden 29 vogelsoorten gezien, waaronder Barbarijse francolijn (overal), vierbandszandhoen (idem) en rotspatrijs. Meer naar het oosten komen ineens ook overal de maskerduifjes tevoorschijn. Elke dag zien we glansspreeuwen, waarbij van de groene langstaartglansspreeuw gezegd kan worden dat deze vogel echt overal, in bijna elke habitat, te vinden is. Dit geldt ook voor soorten als grijze bananeneter, goudkapfiscaal, Senegalese spoorkoekoek, Afrikaanse palmgierzwaluw, roodsnaveltok en textorwever. Georgetown kent een populatie bavianen en we zagen ook groene meerkat en opnieuw de patas-aap.

Roodkeelbijeneters
Na een goede stop op het riviereiland trokken we op 5 november door naar het oosten. De weg, of wat ervoor door moest gaan, zorgde voor een laag tempo. We stoppen bij de roodkeelbijeneterkolonie in Bansang en ontmoeten daar de lokale beheerder Ahmad m Njie, met wie we een prettig gesprek hebben. Zijn organisatie tracht te voorkomen dat de afgraving in deze groeve verder wordt ontwikkeld, zodat de vogels in alle rust kunnen broeden. Roodkeelbijeneters zijn ronduit spektaculaire dieren die zich redelijk makkelijk laten fotograferen. Cees, Ton en ik besluipen er een aantal die onverstoorbaar vanaf de takken zitten te speuren naar prooien. Na een poosje zien we aan elkaars verhitte gezichten dat het niet alleen inspannend is, maar ook dat we aan een slokje water toe zijn. Tijd om de auto`s weer op te zoeken.

Langs de weg worden we verrast door marabou`s in een baobabboom. Als je deze vogel ziet, dat krijg je de indruk dat de evolutie iets te lang heeft getwijfeld: moest het nou een ooievaar of een gier worden? Terwijl we gefascineerd in de boomkruin staan te turen zijn inmiddels vrijwel alle kinderen van het aanpalende dorp toegestroomd en samen met Ton beginnen ze te zingen. De ouderen kijken even verbaasd als vermaakt toe hoe de grote witte toubab (witte dokter) ineens begint te dansen; en niet onverdienstelijk. Gejuich klinkt op. De kinderen vervolgen met nog wat fraaie Afrikaanse liedjes en demonstreren hun harde en zeer zuivere stemmen. Het contact met de lokale mensen voelt goed. Hier heb je geen vervelende ´bumsters`, zoals langs de kust. Deze mensen zijn puur en hartelijk.

Onderweg wordt gezien hoe een Rüppelsgier wordt belaagd door een savannearend. Het mag niet onvermeld blijven dat we langs de route heel wat politieposten tegenkomen. Reizen in Afrika is wat dit betreft niet altijd eenvoudig. De ene keer vraagt het iets meer verbale creativiteit dan de andere om te mogen doorrijden.

Gieren
Als we dichtbij Basse komen, zien we ineens veel roofvogels in de lucht. Het gaat vooral om kapgieren, maar ook Rüppelsgier en witruggier zijn van de partij, net als de kaalkopkiekendief. Een volwassen Rüppelsgier vliegt ineens laag over en dan zie je goed hoe ongelooflijk mooi ze zijn getekend. Deze dag eindigt met een veldexcursie op de oostoever van de rivier, die naast veel bekende soorten nog roodkopsmelleken, kleine torenvalk en grijze torenvalk oplevert.

We staan op 6 november vroeg op voor de lange tocht naar Niokolo Koba Nationaal Park. Het is niet zozeer de afstand als wel de kwaliteit van de weg die voor vertraging zal kunnen zorgen. Daarnaast, zo leert de ervaring, is er enige tijd nodig voor de poespas aan de grens met Senegal. De ambtenaren kunnen het reizigers bijzonder lastig maken als ze willen. Het is altijd het beste om er , ondanks de hitte , zo koel en vriendelijk mogelijk onder te blijven.

Rompslomp
Na de papieren rompslomp en nog wat extra controles bij verschillende dorpen wanen we ons na een poosje echt in Senegal. Het landschap verandert enigszins en de rivier als vast baken raken we tijdelijk kwijt. We rijden gestaag door richting het park, waar we voor donker arriveren. Hier verblijven we in een vrij luxe lodge aan de rand van het reservaat. Het is een mooie plek. De volgende ochtend doen we een rustig rondje door de tuinen en ’s middags maken we een boottochtje en een wandeling. We tellen deze dag 66 vogelsoorten. Meteen springt de hadada-ibis in het oog. Deze soort is hier talrijk. Afrikaanse zeearend, Europese slangenarend, Wahlbergarend: ze laten zich mooi zien. Krokodilwachter, witvoorhoofdplevier en watertrapper (African finfoot) blijken in deze regio heel gemakkelijk waar te nemen. De Senegalese griel is net als de sporenkievit overal bij de waterkant in zowel Gambia als Senegal present.

Nijlpaarden
Indrukwekkend was vooral ’s avonds het gebrul en het zien van de nijlpaarden in de Gambia-rivier. Ook het geblaf tijdens de schemer van de bavianen geven deze locatie aan de rand van het park een hoog Junglebook-gevoel.

Bij Niokolo hebben we veel scharrelaars (vooral breedbekscharrelaars) gezien en bijeneters. De karmijnrode bijeneter, waar Cees zijn arendsoog op valt, en de witwangbijeneter zijn ware juwelen. Later zouden we ook de kleine groene bijeneter en de zwaluwstaartbijeneter zien. Van deze familie hebben we alle in het boek staande soorten waargenomen tijdens de reis. Hierbij mag aangetekend dat de groene bijeneter en de Europese bijeneter vooral in het westen verblijven.

Safari
Hoogtepunt voor zowel de deelnemers als de gidsen zou een bezoek aan het park moeten worden. Wat dit betreft geen teleurstelling. Met onze lokale gids Mohammed, zijn chauffeur en een onmisbare, zeer zware 4×4 truck werd op 9 november de safari aanvaard. Stapvoets ploegde de wagen zich over de smalle paden, een tocht die uitsluitend onder begeleiding van een gids met vergunning kan worden ondernomen. Meteen geluk: we zien een vechtkwartel rustig de weg oversteken! Even later worden we omsingeld door een enorme troep bavianen. Spannend en een grootse ervaring. Met name de jeugdige dieren blijken nieuwsgierig. Apen en mensen kijken elkaar rustig aan en de bavianen trekken daarna, net als wij, verder.

Tentjes
We hadden tentjes bij ons om de komende twee nachten in het park te kunnen slapen. Eenmaal in het reservaat was iedereen onder de indruk van het landschap en het ongeschonden bos. Het enige dat in Niokolo node mist, zo merkte Alex terecht op, zijn grote zoogdieren als olifant en giraffe. Die zouden de vegetatie open kunnen houden, waardoor het nog aantrekkelijker wordt. Deze imposante dieren zijn inmiddels niet meer in Niokolo te vinden, maar leeuw, luipaard en Afrikaanse wilde hond doen het nog redelijk goed. Helaas hebben wij deze soorten in dit uitgestrekte gebied niet gezien.

Niokolo is vrij goed beschermd en ruim 25 jaar geleden zijn de lokale bewoners van het park verplicht verhuisd ten behoeve van de natuur. Toch is de jacht hier nog altijd een probleem, vooral aan de randen van het park. African Parcs, een Nederlandse organisatie, probeert momenteel met Senegal een beheerplan voor de komende 25 jaar te maken. De Nederlanders zouden ook bereid zijn in het park rangers te stationeren. Of dit plan, samen met een eventuele herintroductie van olifant, giraffe en andere grote zoogdieren, gaat lukken zal de toekomst moeten uitwijzen. De lokale lodges hopen dat Senegal het aandurft, omdat de toekomst van het park mede afhangt van natuurtoerisme.

Sensatie
Het slapen in het park was voor ons een nieuwe sensatie. Alleen al de schone lucht, de duisternis, de sterren en de bijna beklemmende stilte is voor Nederlanders ronduit (af)kicken. In onze rijk verlichte polders en overvolle steden hangt immers altijd een indringend schijnsel van straatlampen. De lucht is niet meer zuiver en stilte is een woord dat we wel vaak in folders lezen over onze natuurgebieden, maar waarvan die goedbedoelde betekenis onmiddellijk aan inflatie onderhevig is als je het met Afrika vergelijkt. Het nachtelijk concert van miljoenen insecten en het gebrul van de nijlpaarden in de rivier versterken eerder het gevoel van rust en stilte dan dat ze er afbreuk aan doen.
Het valt me op dat Mieke zo intens kan genieten van die overweldigende natuur hier en van de rustige momenten die we hebben als we tijdens het heetst van de dag met z`n allen in de rivier gaan liggen om af te koelen.

Nadat Mohammed voor een eenvoudige doch voedzame maaltijd heeft gezorgd, maken we nog een wandeling in de omgeving. Bij de rivier zien we krokodillen liggen op de plek waar wij overdag ook verkoeling zochten en in een grote boom nemen we de schichtige gestalte van een Senegalese galago waar. Even later wordt ook nog een grote pofadder gezien.

Zoogdieren
De volgende dag zoeken we een nieuwe plek op om te slapen en onderweg doen we een aantal fraaie uitzichtpunten aan. De lijst met zoogdieren zwelt gestaag aan. Gestreepte mangoeste, wrattenzwijn, oribi, kobwaterbok, waterbok, gewone duiker, bosbok, rode colobus, eekhoorn en haas…

De roodstuitbuizerd verrast ons aangenaam. Vanuit een boom staart hij ons aan en vliegt even later weg. Overal zijn noordelijke hoornraven te zien: spektaculaire dieren. Van rondscharrelende groepen helmparelhoenders kijkt niemand meer op. Bij een mooie uitkijk worden we nog getrakteerd op enkele zwartekroonkraanvogels. Die hadden we gemist in Gambia.

Salie
Tijdens het rijden is de geur van salie alom aanwezig. Mohammed heeft nog enkele mooie plekken voor ons in petto. We genieten net zoveel van de dieren als de landschappen. We bereiken Camp du Lion en zoeken aan het einde van de middag verkoeling in de rivier, waar opnieuw veel vogels op herhaling gaan. Jeroen snorkelt een stukje (altijd als hij even de kans krijgt) en vindt nog wat leuke vissoorten.

De tweede avond en nacht in het park blijven indrukwekkend. Iedereen zou graag nog wat langer blijven, maar het is duidelijk dat dit niet kan in verband met het vers houden van voedsel bij deze temperaturen. Opnieuw zorgt Mohammend uitstekend voor ons. Hij is een waardige gids met scherpe ogen, maar (nog) geen goede vogelaar. Hij heeft wel talent en de juiste houding, zo stellen we gezamenlijk vast. Zie je in Gambia veel jonge gidsen over zichzelf opscheppen, terwijl ze in de praktijk vaak slecht blijken te zijn, Mohammed is eerder bescheiden en hij maakt op iedereen een plezierige en betrouwbare indruk. Het is hard werken voor hem en een grote verantwoordelijkheid om met zo`n kritische groep op stap te gaan. Zijn leergierigheid trof ons allen.

Op 11 november keren we voldaan terug naar de lodge aan de rand van het park, waar ons verkoelende drankjes en een driegangenmaaltijd te wachten staan.

Verrekijker
De laatste dag doen we rustig aan, want maandag 13 november staat ons een lange rit naar de Sine Saloum Delta te wachten. We vogelen wat rond het kamp en we gaan om en om een rondje varen op de rivier. Er worden nog steeds leuke dingen gezien. Joke laat weten dat ze haar Vixen verrekijker graag aan Mohammed wil geven, om zo zijn werk te stimuleren. We vinden het allemaal een groots gebaar. Namens onze reisorganisatie besluit ik hem ook een vogelboek cadeau te doen, want dan kan hij serieus de soorten die hij ziet bestuderen.

’s Avonds komen we met z’n allen bij elkaar om afscheid te nemen en hem te bedanken voor zijn fantastische begeleiding. Mohammed is onder de indruk van de kijker en het boek en vindt nauwelijks woorden om ons te bedanken. We zien dat hij gelukkig is. Normaal gesproken zou hij niet snel geld bij elkaar kunnen sparen voor een verrekijker. Hij werkt hier in het park voor , als het meezit , ruim 50 euro per maand en het meeste geld stuurt hij naar zijn familie. Het gidsen is alleen mogelijk in het droge seizoen. In de regentijd werkt hij op het land en studeert hij Engels. We vragen hem naar zijn familie en zijn werk, om een beetje inzicht te krijgen in het harde (over)leven in Senegal. We trekken de conclusie dat deze mensen het allemaal niet gemakkelijk hebben. Mohammed weet dat veel jonge mannen aan de westkust van Senegal klaar staan om in een gammel bootje te stappen om hun geluk in Europa (via de Canarische eilanden) uit te proberen. Los van de enorme risico’s die ze nemen op zee, meent hij dat de oplossing daar niet ligt. De jongelui zouden hun familie beter kunnen helpen door in de landbouw aan het werk te gaan…

We hebben bewondering voor deze bescheiden man, net vader van een dochter die hij vanwege de afstand tot zijn familie zelfs nog nooit heeft gezien. De volgende ochtend vroeg staat hij klaar om ons nog even te helpen met de bagage en we nemen met warme emoties afscheid.

Corrupt
Het is 13 november en de reis gaat terug naar het westen. We hebben wisselende verhalen gehoord over de kwaliteit van deze weg tussen Tambacounda en Kaolac, de heetste stad van Senegal. Een Spanjaard die in Senegal woont voorspelde ons min of meer de hel. Naar Nederlandse begrippen was deze weg inderdaad een ruïne, naar Gambiaanse maatstaven daarentegen was hij in uitstekende conditie. Dat is dan het voordeel van eerst door Gambia rijden. Slechter dan daar kan het bijna niet…

Was de weg een meevaller, met corrupte agenten kun je in Senegal ook nog aardig wat tijd verspelen. Rij je in een keurige 4×4, met alles erop en eraan, als ze willen vinden ze altijd iets. Ze pakken graag westerlingen. Bij de controlepost passeert er heel wat rijdend wrakhout van mensen zonder geld. Geen interessante prooi voor de corrupte agent. Nee, de blanke in zijn dure huurvehikel is een veelbelovend object. Eerlijk gezegd hebben we ons er aardig doorheen geslagen. Jeroen zag dat er stoom uit mijn oren kwam toen we aangehouden werden en het bleef gelukkig bij slechts één onhandige opmerking van mij over de overtredingen die de agent kennelijk niet zag van zijn eigen landgenoten. Na een flinke omkoping (althans, in zijn ogen) konden we uiteindelijk verder.

Schokkerig beest
Op een zeker moment zag ik in een flits een wel heel vreemd en schokkerig beest over het asfalt kruipen. Net nadat we er langs waren gereden drong het tot me door… Direct de auto aan de kant en teruggerend in de blikkerende zon. Maar het was de moeite dubbel en dwars waard, want de ‘voetganger’ bleek een kameleon (Chamaeleo gracilis etienni)! Zelfs onze altijd speurende Joke en Helen hadden nog geen kameleon weten te ontdekken en dan loopt er eentje zomaar midden op de weg. Na dit voorval zagen we onderweg dat er meer naar de overkant wilden.

Wat een ongelooflijk fraai reptiel. Voor de fotografen hebben we hem even in een mooie struik gezet, waar hij enige tijd bleef poseren. Opmerkelijk was dat hij zijn beide flanken verschillende kleuren kon geven. We keken onze ogen uit. De Afrikanen die ons bezig zagen stonden vol afschuw en angst te kijken. Volgens Jeroen geloven zij dat de kameleon giftig is. Maar bijgeloof is een algemeen verschijnsel op dit continent, dat heb ik tijdens mijn eerdere bezoeken wel vaker meegemaakt.

Verwoestijning
Onderweg naar Kaolac gebeurde er verder weinig en deze oost-westroute is ook niet zo fraai en groen als in Gambia. Je merkt dat de verwoestijning blijft knagen en vanuit het noorden van Senegal oprukt. Overigens is dat grotendeels een gevolg van menselijk ingrijpen. In Senegal is enorm veel bos verloren gegaan in de tijd dat de Fransen er nog zaten. Dat, in combinatie met mislukte landbouwprojecten, heeft een veel habitatverlies opgeleverd. Inmiddels zijn er plannen voor de grootschalige aanplant van bos, maar of dat dan weer goed gaat is nog maar de vraag. Nu al zie je her en der plukken eucalyptus staan: een soort die absoluut niet thuishoort in dit deel van de wereld.

Aan het einde van de zeer hete middag drinken we in deze behoorlijk smerige stad een frisje. Het is werkelijk onvoorstelbaar hoeveel troep de mensen hier in hun eigen woonomgeving lozen. De hele getijdenbaai ligt vol met rotzooi en het stinkt vreselijk. We gaan snel verder. De weg na Kaolac heeft echter Gambiaanse trekjes, waardoor we niet erg snel gaan. De habitat hier is echter wel heel interessant en we besluiten af en toe nog even te speuren. Het levert roze flamingo op, roodbuikspreeuw, grutto’s, rosse grutto’s en een grauwe kiekendief. Na al dat moois willen we snel verder, maar dan ineens zie ik in mijn ooghoek een soort die ik al heel lang wilde zien… de zwaluwstaartwouw. We springen enthousiast uit de auto`s en zijn er getuige van dat hier een hele groep van deze fraaie vogels overtrekt. Eigenlijk kan ook deze reisdag niet meer stuk! We tellen ruim vijftig soorten vogels, waaronder aardig wat nieuwe en enkele zogeheten sierlijke kameleons. Toen iets later ook nog een steppevaraan de weg overstak werd Jeroen bijna lyrisch.

Overwinteringsplek
In de delta hebben we weer een luxe verblijf bij Keur Saloum. Voor de volgende dag kiezen we ervoor om `s ochtends rustig aan te doen. Dat betekent een beetje rondkijken op en rond het terrein van de lodge. `s Middags hadden we een boottochtje door de boabolong geregeld. Net als in de Casamance valt het op dat de mangrovewouden aan de westkust van Afrika zeer uitgestrekt en gaaf zijn. Niet voor niets zijn hier zoveel vogels te vinden en de Saloum Delta blijkt een buitengewoon belangrijke overwinteringsplek te zijn voor talloze Europese broedvogels. Zo zagen we enorme aantallen zwarte wouwen, visarenden en Europese bijeneters. We hadden ook een kuifkoekoek. Van eerdere bezoeken aan deze regio herinner ik me de overwinterende groenpootruiters, bosruiters, poelruiter, kemphaan, witgatje, oeverloper en heel veel grutto’s. Alex en Mieke zien bij hun hutje nog een rode mangoeste. Ook moerasmangoeste laat zich een paar keer goed bekijken.

Slaapplaats
Tijdens onze boottocht zien we de zon wegzakken achter een paar immense baobabs. De bestuurder heeft ons een schemertocht beloofd naar een slaapplaats voor reigers. We zijn benieuwd. Pas als de zon weg is achter de horizon, manoeuvreert hij het vaartuig tussen wat begroeiing door en ineens zien we een geïsoleerd eiland van een aantal mangrovestruiken waar het een drukte is van jewelste. Tientallen, nee honderden, nee wel meer dan duizend vogels komen van alle kanten aangezeild en ploffen in juist dat ene stukje mangrovebos. Daarbij schromen ze niet om boven op elkaar te landen en elkaar eens flink in de veren te pikken en luid te krassen en te krijsen om uiteindelijk de beste tak te bemachtigen. Koereigers, westelijke rifreigers, middelste en grote zilverreigers, Afrikaanse dwergaalscholver, pelikanen en zelfs bonte ijsvogels zoeken allemaal dit ene plekje op. Jeroen zegt dat het komt doordat juist dit stukje mangrove helemaal met de wortels in het water staat. ,,Zo is er minder kans dat landroofdieren de vogels in hun slaap overvallen.“ Het is een fantastisch schouwspel en we houden zo veel mogelijk een nette afstand tot het spektakel om de vogels zo min mogelijk te verstoren. Als we het eilandje twee keer zijn rondgedobberd, besluiten we de dieren verder met rust te laten.

Nachtexcursie
Aangezien we de dag rustig waren begonnen hebben we allemaal nog wel zin in een nachtexcursie. Jeroen regelt de lokale gids en de speciale auto. Na het avondeten trekken we erop uit. We maken een korte trip in het pikkedonker over een hobbelig zandpad. Onze gids kent de weg op zijn duimpje en dat is maar goed ook, want er is geen enkel aanknopingspunt te vinden. Met een paar grote lampen schuimen we de struiken, bomen en open stukken terrein af. Al snel zien we schimmige gestaltes op het pad: nachtzwaluwen. Het aardige aan deze vogels is dat ze gewoon blijven zitten (wat ze op de doorgaande wegen regelmatig hun leven kost). Bij een van de vogels, een Mozambique-nachtzwaluw (long-tailed nightjar) stappen we uit. Foto`s maken is heel gemakkelijk als je een goede flitser of goede lamp mee hebt. Na een paar van deze nachtzwaluwen zien we ook een vierbandszandhoen zittend op de grond. Jeroen weet de vogel tot op enkele centimeters te naderen, zonder dat hij zich kennelijk verstoord of betrapt voelt. We moeten hem echt voor de wielen van de auto wegjagen… Fantastisch om deze dieren zo dichtbij in hun natuurlijke omgeving te zien.

Cobra
Maar het echte spektakel moet nog komen. Als Jeroen ineens een slang ziet in het veld, rennen enkelen van ons achter hem aan. Hij is groot, donker en razendsnel. Jeroen denkt aan een boscobra. Het dier is op jacht en trekt zich weinig van ons aan. We beschijnen hem en maken foto`s. Daarna laten we hem weer alleen op zijn nachtelijke strooptocht. Iedereen is onder de indruk van dit machtige dier. Bij deze en een tweede nachtelijk tocht hadden we ook nog gestreepte jakhals, struikhaas, tijgergenetkat, hausa-genetkat, moerasmangoeste, veel zandvossen en Senegal galago, naast andere soorten.

Op 15 november staat ons een lange boottocht te wachten door de mangrove naar de kust om uiteindelijk uit te komen bij Ile des Oiseaux (Vogeleiland). Deze trip zal de hele dag in beslag nemen. Het is een flink eind varen om buitengaats te komen. Het eiland staat bekend om zijn enorme broedkolonies grote sterns en koningssterns. Maar die zie je vooral in februari. Niettemin is het ook nu een fraaie plek om te bezoeken en om naar vogels te speuren.

Spookkrabben
Eenmaal aangekomen worden we eerst vermakelijk aangestaard door een leger spookkrabben. Schitterende dieren, die hun ogen letterlijk op steeltjes hebben staan. Alex heeft op er op een zeker moment eentje gevangen en ik wil hem overnemen om te bekijken. Maar als we even onvoorzichtig zijn geeft hij Alex een lelijke knauw. We moeten lachen. De krabben weten zich goed te verweren, dat is zeker. Ook de wenkkrabben zijn hier talrijk, groot en totaal niet schuw. Waarschijnlijk wordt er op dit eiland geen soep van ze gekookt.

We wandelen wat en zien veel groene bijeneters jagen. Zwarte wouwen en visarenden zijn overal. Even later varen we naar een ander eiland om te eten en wat te zwemmen in zee. Het is een heerlijk ontspannen dag met toch veel indrukken. ’s Avonds rustig eten en pakken voor de volgende dag.

Wachten
We ontbijten op 16 november voor de laatste keer in Senegal en vertrekken richting de pont bij Barra. Bij de grens blijken al onze papieren , gelukkig , goed in orde en we komen soepel Gambia weer binnen. Bij de pont aangekomen weten we al dat we zullen moeten wachten. Afrikanen kunnen dat als geen ander, maar voor ons westerlingen is het altijd weer een beetje wennen. Toch bespeur ik hier de enorme reiservaring van onze groep. Iedereen laat het rustig over zich heenkomen. Immers, als je je opwindt, krijg je het alleen maar warm.

Tijdens het wachten doen we weer leuke contacten op met de lokale mensen. Sommige personen zijn heel verrassend en het is prettig om te zien dat niet elke Gambiaan op je geld uit is. Ze willen gewoon graag contact.

Koeien
Na een uur of vier wachten (eerst moest de file weggewerkt worden die de avond ervoor was opgebouwd) mogen we op de pont. Het is dringen en als hekkensluiter wordt er nog een kudde koeien op het achterdek gezet. Er waait een heerlijk frisse wind als de pont eenmaal vaart. We zien Banjul steeds dichterbij komen. Jeroen roept ineens ’tuimelaars’ en we zien aan de westkant van de boot inderdaad een groep dolfijnen. Vlak voordat de boot afmeert worden enkele kleine jagers ontdekt.

De aankomst verloopt minder chaotisch dan gedacht en we kunnen zo doorrijden in de richting van Serrekunda, een zeer drukke stad. Ons doel is Marakissa Rivercamp. Op de pont had ik Adama, de eigenares en een goede vriendin, weten te bellen. We zijn van harte welkom. Net als de zon ondergaat zitten we op het buitengewoon rustige terras van Marakissa Rivercamp met een biertje of een ander koel drankje in de hand. We zijn blij met de rust die dit gebied uitstraalt.

Omgeving verkennen
We nemen op 17 november de tijd om de omgeving van het kamp te verkennen. De insectendames gaan, zoals altijd, hun eigen gang, terwijl Jeroen, Alex, Mieke, Cees, Ton en ik de achterliggende rijstvelden aan een inspectie onderwerpen. We zien veel leuke vogels, waaronder twee keer de grijze wouw, maar het wordt steeds moeilijker om nieuwe soorten te ontdekken. Enkele bonte tokken spelen boompjewissel. De fotografen Cees, Ton en ondergetekende blijven stilstaan bij een stronk waarop een malachietijsvogel zit te pronken in het zonnetje. We sluipen naderbij en onze camera’s klikken in ritmische eendracht.

Tijdens het heetst van de dag rusten we wat. Cees en ik houden de waterbak in de gaten op het kamp. Met name glansspreeuwen, piacpiacs en ook kapgieren komen af en toe drinken. We proberen mooie plaatjes te schieten.

De middag wordt ingevuld met kanoën. Iedereen gaat mee en we vinden het allemaal heel prettig. Vogels als Senegalese griel, sporenkievit, oeverloper en bonte ijsvogel laten zich vanuit de bootjes gemakkelijker benaderen. We zien ook slangenhalsvogels, Afrikaanse dwergaalscholvers, zwartkopreigers en de reuzenijsvogel. Als de zon wegzakt in de bekende Gambiaanse stofnevel, keren we terug. Op het terras nemen we weer wat verkwikkende drankjes. We hebben een lange reis achter de rug en iedereen voelt zich hier lekker ontspannen vanwege de rustig omgeving.

Abuko
Abuko Nature Reserve staat altijd bij iedere vogelaar die Gambia bezoekt hoog op het verlanglijstje. Toch kunnen de ervaringen in het park nogal wisselende emoties teweegbrengen. Ik waarschuw onze groep van tevoren. Abuko heeft weliswaar veel zeer goede soorten te bieden, maar het zien ervan is niet eenvoudig vanwege het dichte bladerdek. Je moet heel rustig wandelen en speuren. Dan heb je de meeste kans op succes. We zijn net na de ochtendopening in het park: het is 18 november. Aanvankelijk lijkt er weinig te gebeuren. We nemen de tijd. Bij de eerste grote kijkhut zijn we snel klaar. Het water is troebel en we zien niet veel meer dan een hamerkop, een blauwe reiger, een zwartkopreiger, een kwak en wat andere ons reeds bekende vogels. Jeroen en ik zien bij de volgende hut de Ahanta-francolijn. Helaas zijn we de enige twee die deze schuwe vogel in het vizier krijgen.

Monarch
Als we weer op het pad zijn, valt ons groepje een beetje uiteen. Samen met Alex en Mieke zie ik een Afrikaanse paradijsmonarch, maar dan de hybride vorm. We hadden uiteraard gehoopt op de gewone. Gelukkig duurt het niet lang voor die zich ook uitgebreid laat bekijken. Even later komt eveneens de roodbuikparadijsmonarch uit de struiken. We hebben geluk. Vervolgens wordt , met enige hulp van een goede Gambiaanse gids die met een aantal Engelsen op pad was , de termietenspecht gezien. We maken nog net geen vreugdedansje.

De bruinkeelvliegenvanger zingt luid en hij is af en toe ook goed te zien. Ik hoor en zie ook de groene buulbuul. Op de geelborsttapalis bijten Alex en ik onze tanden aanvankelijk stuk. Hij is niet zo uitgesproken, maar al bladerend in ons boek zijn we het er toch over eens dat dit hem is. De pelioslijster is niet te missen en overal in de bomen zitten textor- en maskerwevers, groene meerkatten en rode franjeapen. Hoog in de lucht zweven kapgieren en zwarte wouwen en ik zie ook fantee kamzwaluwen. We merken dat de temperatuur begint op te lopen. Aan het eind van het pad zitten de gekooide dieren. Dit is bijna een soort kermisattractie geworden waarnaartoe vooral de zontoeristen worden gebracht. We eten snel ons broodje op en besluiten te vertrekken. Op de weg terug kom ik nog een grijskopblada tegen die zich over de grond in de bosjes verstopt. Als we allemaal bij elkaar zijn wisselen we de ervaringen uit en dan blijkt vrijwel iedereen ongeveer op dezelfde soorten te zijn uitgekomen. De meesten hebben ook een glimp weten op te vangen van de violette toerako.

Senegambia
Hoewel we de toeristenzone bepaald geen aan te prijzen plek vinden voor natuurliefhebbers, gaan we toch even naar het Senegambiahotel om te zien wat we ‘gemist’ hebben. Ik zie aan de gezichten van onze deelnemers dat ze blij zijn dat we hier niet zitten. Netjes geformuleerd: dit is niet ons soort publiek…

In de tuinen van het hotel zijn wel enkele leuke plekjes te vinden voor vogels, waarvan we er eentje onder de loep nemen. Inderdaad: er zit van alles: vuurvinkjes, blauwfazantjes, lavendelastrilds, napoleonnetjes, de feeënhoningzuiger en de wielewaalzanger.

Wat later op de middag stoppen we nog even bij Kotu Creek. Maar om eerlijk te zijn: als je al zo lang in Gambia en Senegal bent, maakt dit nauwelijks nog indruk. De lokale gidsen verdringen zich om ons heen. ‘You want a good guide?’ ‘I remember you!’ Ze halen alles uit de kast om klandizie in de wacht te slepen. Als het niet werkt, roepen ze nog wat ‘indrukwekkende’ soorten die we kunnen zien in de hoop dat we nu overstag zullen gaan. Ze begrijpen niet goed wat de tevreden glimlach waarmee we ze stil antwoorden precies betekent. We hebben het allemaal al op onze lijst staan. Dus na een korte stop besluiten we terug te gaan naar de rust en rijkdom van Marakissa Rivercamp.

Improviseren
We schrijven 19 november. Deze dag gaan we improviseren. Enkelen willen naar de markt in Brikama: een aanrader voor wie van een echt Afrikaanse markt wil. De overigen besluiten een tochtje te maken naar Dar Salami en de rijstvelden erachter. Jeroen leidt de markt-expeditie en ik ga met de auto, waarin Joke, Ton en Cees, verder de bush in. We zien veel soorten die we al goed kennen, maar die nog steeds leuk zijn om naar te kijken. Joke speurt weer naar insecten. Na een tijdje komen we uit op de weg naar Gunjur. We hebben trek in een verfrissing en besluiten door te rijden naar Nolleke van de lodge waar we zijn begonnen. Het is een hartelijk weerzien. Joke merkt op dat in de afgelopen drie weken er in de begroeiing al veel verdorring is opgetreden. We zien ook enorme aantallen witte vlinders.

We rijden dezelfde weg terug en lunchen met de anderen in Marakissa Rivercamp. Aan het einde van de middag gaat een deel kanoën en de anderen vermaken zich in de directe omgeving van het kamp. Over het terras schuifelt een jonge cobra. Als ik me even later buiten sta te scheren zie ik ineens drie violette toerako`s achter elkaar aanjagen… Dit is een goede plek!

Opnieuw Abuko
’s Avonds bespreken we zoals altijd het programma van de volgende dag. Maar deze keer wordt het op verzoek creatief ingevuld. Ton, Joke en Helen willen bij de lodge blijven om daar te genieten van de rust en de vogels. Jeroen, Cees, Alex, Mieke en ik gaan nogmaals naar Abuko: want je weet maar nooit. Bovendien wil Alex per se een groene toerako zien…

We mijmeren bij aankomst wat we eventueel nog aan nieuwe soorten kunnen zien. Maar zoals zo vaak: het blijft koffiedik kijken. Gezamenlijk zien we, op een plek waar wat lawaai in de struiken gehoord wordt, uiteindelijk ook de groene toerako heel goed. Even later nog een nieuwe soort: de helmklauwier. In een klein groepje trekken deze vogels door de bomen en Cees ziet ook nog een zwartbandbaardvogel. Na nog wat ´oude bekenden` gespot te hebben, blijven Alex, Mieke en ik nog even stilstaan bij de zwaluwstaartbijeneter die een acrobatisch luchtshow voor ons lijkt op te voeren.

Andere interessante waarnemingen zijn: Maxwellduiker, cobra, nijlvaranen, enkele groepen rode franjeapen, een schildpad en een paar grote zweepspinnen.

We voelen op de terugweg naar ons kamp allemaal dat het mooi geweest is. De late middag wordt besteed met ´huishoudelijke` zaken in verband met de terugreis naar Nederland en iedereen neemt de tijd om zich op te frissen. Voorafgaand aan het diner komen we bij elkaar voor de laatste avond tijdens deze reis. We blikken allen tevreden terug, zeker Jeroen, want die heeft als toetje zojuist nog een grote zwarthals-spugende cobra in een boom zien hangen.

Conclusie
Dit drieweekse maatwerk-arrangement, op verzoek van de groep door Wild Nature Travels ontwikkeld, is een onvergetelijke reis geworden. Vogels speelden een belangrijke rol, maar in West-Afrika is, zoals uit voorgaande blijkt, veel meer te beleven. Vooral ook de vriendelijke en gastvrije mensen in zowel Gambia als Senegal maken zo’n tocht tot een bijzondere belevenis.

Hoewel Jeroen en ik dit deel van West-Afrika al aardig kennen, was de reis opnieuw indrukwekkend en leerzaam. Met dank aan Alex & Mieke, Cees & Helen en Ton & Joke, die ons zowel persoonlijk als qua natuurkennis zeer hebben geïnspirereerd. Tot besluit wil ik benadrukken dat het uitgebreide bezoek aan Niokolo Koba in Senegal voor iedereen absoluut het hoogtepunt was.

Johan Bos (gids en oprichter van Wild Nature Travels)