SPANJE – 2010: Extremadura, april | door Paula van Schaik

Op herhaling in Extremadura; 4 t/m 11 april 2010
De opmars van de arendbuizerd

Als ik goed heb geteld was dit de zevende keer dat Jan en ik op reis zijn gegaan met Wild Nature Travels, dus voor een introductie over onze persoontjes verwijs ik naar vorige reisverslagen (b.v. 2003 Doñana, 2004 Extremadura of 2006 Ebrodelta en Pyreneeën).
Waarom opnieuw naar Extremadura? Dat had een aantal redenen. Ten eerste wilden we eigenlijk de februari-reis maken om de grote groepen overwinterende kraanvogels te kunnen bekijken, en ten tweede wilden we graag nog een keer naar Extremadura omdat we de vorige keer nog niet over de mooie foto- en video-apparatuur beschikten die we nu hebben. De februari-reis werd afgelast, en Johan Bos wist ons over te halen om dan toch maar weer in april mee te gaan. Het is intussen alweer 6 jaar geleden, het programma is iets anders dan toen en ook de gids is nieuw voor ons, genoeg verschillen om ons te overtuigen mee te gaan. 

Ook in Extremadura duurde de winter lang dit jaar, en het had er erg veel geregend. Met als resultaat dat het er nu prachtig groen was, met heel veel kleine bloemetjes die de velden geel en wit kleurden. De hele week hebben we geen drupje regen gehad, de lucht was vaak wolkenloos, de zon scheen uitbundig en al woei er een tamelijk stevige, frisse wind, het voorjaar barstte nu in alle hevigheid los! We hebben met volle teugen kunnen genieten van al het moois dat Extremadura te bieden heeft, wat ik in dit reisverslag zal proberen te beschrijven.

Dag 1, zondag 4 april
Vijf van de zes deelnemers landen op Barajas (het vliegveld van Madrid) met dezelfde vlucht, en vinden elkaar bij de bagageband. Petra en Piet zijn ook al eens met deze organisatie op reis geweest, in Gambia, maar voor Wim, de meest ervaren vogelaar in het gezelschap, is het een geheel nieuwe ervaring. Het duurt tergend lang voordat de koffers komen, maar uiteindelijk kunnen we dan toch op zoek gaan naar onze gids Godfried. Die begon ook al te twijfelen of hij ons misschien gemist had, maar gelukkig staat hij er, duidelijk herkenbaar met een folder in de hand. Vervolgens werkt ook de parkeergarage niet erg mee, maar tenslotte kunnen we toch op weg naar het treinstation waar we ons zesde groepslid moeten oppikken – Lea, een Belgische natuurliefhebster. En dan gauw op weg om zo snel mogelijk de stad achter ons te laten. Om een uur of 2 houden we een korte pauze bij een wegrestaurant, waar niet veel te zien is en we maar gauw naar binnen gaan om de inwendige mens te versterken. De volgende stop is een stuk beter, een klein steppe-achtig gebiedje waar we al direct een grijze wouw zien, en in een flits een steenuiltje op een oud, bouwvallig krotje. Maar het wordt nog beter: we zien ook zwartbuikzandhoenders en verderop in het veld staat een groepje van zo’n acht grote trappen. Het is een adembenemend gezicht als deze grote vogels wegvliegen met de besneeuwde toppen van de Sierra de Gredos op de achtergrond. Nog niet eens in Extremadura en dan meteen op de eerste dag al drie van de doelvogels van de reis, dat belooft wat!

We vervolgen de rit, en strekken nog even de benen bij het stuwmeer van Arrocampo, waar buidelmezen vakkundig een lisdodde-aar aan het ontleden zijn. Verder zien we o.a. een purperreiger, en het lukt om een snor in de telescoop te krijgen. Later in de week zullen we hier nog een keer uitgebreid gaan rondkijken. Nu rijden we door naar ons onderkomen, Casa Rural “Peña Falcon” (genoemd naar de bekende gierenrots in Nationaal Park Monfragüe) in het dorpje Torrejón el Rubio. Het is een lange dag, Petra en Piet bijvoorbeeld waren al voor 4 uur van huis vertrokken om op tijd op Schiphol te zijn, en het duurt nog even voordat we ons te ruste kunnen gaan leggen want het dagprogramma bevat nog twee vaste onderdelen: het invullen van “de lijst” met aansluitend de bespreking van het plan voor de volgende dag, en dan nog het diner. Omdat we pas om 20.30 uur terecht kunnen in het restaurant spreken we af dat we om acht uur bij elkaar zullen komen voor de lijst. De score voor deze reisdag is toch al 47 verschillende soorten, waaronder bekende streekbewoners als zwarte spreeuw, tapuit en roodborsttapuit, grauwe gors, zwarte wouw, vale gier, roodkopklauwier, ooievaar etc., maar iedereen is het er over eens dat “de vogel van de dag” toch wel de grote trap is. Voor het diner gaan we naar restaurant Carvajal, Jan en mij welbekend van ons vorig verblijf in Extremadura. En wat we voorgeschoteld krijgen is ook dit keer minstens zo verrassend als 6 jaar geleden – een fris bord salade als voorgerecht, gevolgd door een van de befaamde locale stoofpotjes. Na zo’n lange dag smaakt ’t ons voortreffelijk.

Dag 2, maandag 5 april
In Nederland is het tweede Paasdag, maar dat kennen de Spanjaarden niet. Toch gooit een locale festiviteit het plan van Godfried in de war. We zouden naar PN (“Parque Nacional”) Monfragüe gaan, maar er is uitgerekend vandaag een “romeria” naar het kasteeltje bij de “Peña Falcon”, en het wordt ons ten stelligste afgeraden om die kant uit te gaan. Dan blijft er maar één optie over: naar de steppen, op zoek naar kleine en grote trap, griel en zandhoenders. We stoppen op diverse plekken en speuren de velden af. Er waait een stevige wind, ondanks de uitbundige zonneschijn blijft het lang fris. We zien wel kleine trappen, maar ze zijn erg ver weg. Leuker zijn de roodstuitzwaluwtjes die een nestje aan het bouwen zijn onder een golfplaten dak; Godfried laat ons zien hoe kunstig dat is – en zeer geliefd bij andere vogels die ook graag in zo’n roodstuitzwaluwnest broeden. Aan de rand van een weiland waar een lammetje luid blatend rondloopt vinden we een paar mooie orchideeën met nog mooiere namen: ophrys tenthedinifera en vernixia. Langs een van de weggetjes die we rijden duiken diverse grauwe kiekendieven op (later unaniem uitgeroepen tot vogel van de dag), er zitten op die plek zeker 10 paartjes.

Voor de lunch parkeren we onszelf langs een mooi riviertje, uit de wind in de zon, en verbazen ons over de rijkgevulde pakketten die we mee hebben gekregen. In het vriendelijke dorpje Santa Marta de Magasca pakken we daarna even een terrasje, het is er op het pleintje inmiddels warm genoeg om lekker buiten te zitten en te kijken naar de huiszwaluwen die druk in de weer zijn. Van een langslopend vrouwtje krijgen de dames in het gezelschap een paar versgeplukte fresia’s, en een andere bewoonster die ons foto’s ziet maken van de ooievaar op het nest op de plaatselijke kerktoren troont ons mee naar een vogelnestje in een soort cipres – vermoedelijk van een putter want daar vliegen er een aantal van rond.

Dan vertrekken we richting Trujillo. Ons pad wordt gekruist door een paar parmantige rode partijzen die helemaal niet als gekken wegrennen, wat ik elders in Spanje meestal zie gebeuren. In Trujillo kijken we even bij het stadsparkje, maar het waait nog steeds hard en veel meer dan meerkoet en wilde eend valt er niet te zien. Bij de Plaza de Toros is het leuker, daar broedt een kolonie kleine torenvalken die we af en aan zien vliegen. Ook komen er diverse hoppen langs. Vervolgens zet Godfried ons af in het oude centrum van Trujillo en krijgen we een uurtje “vrij”. Daarna haasten we ons terug naar Torrejón, er is geen tijd meer voor de beloofde stop bij het mooie riviertje “Rio Almonte”, maar dat houden we tegoed. Onze lijst telt vandaag alweer ruim 20 soorten meer dan gisteren, waaronder steen- en slangenarend, kleine trap, koekoek, hop en leeuweriken. Ook hebben we op diverse plekken in de watertjes waar we langs kwamen Kaspische beekschildpadden in het zonnetje zien zitten.

Dag 3, dinsdag 6 april
Vandaag gaan we dan toch naar PN Monfragüe! We ontbijten een half uurtje eerder dan gisteren, en om half negen zijn we onderweg. Eerst kijken we even bij de “Arroyo de la Vid”, een klein stroompje, maar afgezien van wat vissen is er niet veel speciaals te zien. Leuk is wel dat we Spaanse mus en rotsmus samen op een richeltje kunnen waarnemen. Dan gaan we naar de beroemde ‘Peña Falcon’. ’s Nachts koelt het nog aardig af, zo vroeg in het voorjaar, en bovendien is het aldoor onbewolkt, dus we hebben ons allemaal dik ingepakt (er verschijnen zelfs handschoenen!). Maar het is toch een beetje afzien, we staan precies in de koude wind en de zon zit nog achter de bergen. Ondanks het betrekkelijk vroege tijdstip en de koude hangen er al veel gieren in de lucht – we zien vale, monniks- en aasgieren. Ook dwerg-, steen- en slangenarend komen voorbij, en een slechtvalk voert geregeld z’n befaamde duikvlucht uit, echter zonder succes. Voordat we helemaal onderkoeld raken vertrekken we naar Villarreal de San Carlos om met een kopje koffie weer wat op temperatuur te komen. Vandaar rijden we langs de Tiétar, naast de Taag de tweede rivier die door het park stroomt, tot ongeveer bij de stuw waar een mooie picknickplaats is aangelegd. Daar hopen we de blauwe eksters goed te kunnen bekijken, ze zijn gewend aan mensen op die plek en willen wel eens wat kruimeltjes komen halen. Maar niet vandaag, we vermoeden dat ze nog dik en rond zijn zo vlak na Pasen. Er komen wel twee aasgieren goed zichtbaar op de rotshelling zitten, vale gieren scheren erlangs, en appelvinken en baardgrasmussen scharrelen rond in het struikgewas. Dan rijden we verder naar de volgende bekende uitkijkplek/gierenrots, de “Portilla del Tiétar”, waar we gelukkig helemaal uit de wind en in de zon kunnen staan. De mooiste ontdekking daar is een paartje zwarte ooievaars, als je eenmaal weet waar ze zitten zelfs met het blote oog te zien. We rijden nog een stukje verder, horen en zien bijeneters, en komen tenslotte bij een kleine dehesa waar Godfried ons aanmoedigt een stukje te gaan lopen om zo de sfeer van de dehesa van binnenuit te kunnen “proeven”.

En dan wordt het tijd om terug te gaan. We rijden dezelfde weg terug, stoppen nog bij een aantal andere “miradores”, en lossen onder het rijden raadseltjes op om scherp te blijven (zoals b.v. “welke sterke kerel staat z’n mannetje niet?”**). De laatste stop is uiteraard nog even bij de “Peña Falcon”, daar kun je onmogelijk langs rijden zonder even stil te gaan staan – er is altijd wel wat te zien al was het alleen maar het grote aantal gieren. Bij het invullen van de lijst blijkt dat we ook vandaag weer meer dan 20 nieuwe soorten kunnen bijschrijven (waaronder havikarend, aalscholver, nachtegaal en blauwe rotslijster. En niet te vergeten de keizerarend, maar die zagen we jammergenoeg maar heel even achter de bergen vandaan komen). Daarmee komt het totaal al op meer dan 90 soorten. Vogel van de dag is uiteraard die prachtige zwarte ooievaar bij de Portillo de Tiétar.

Dag 4, woensdag 7 april
Vandaag komen de rietvogels aan de beurt, als we gaan rondstruinen bij het stuwmeer van Arrocampo. We vertrekken uit Torrejón en nemen de oude hoofdweg N-V waar we al vrij snel een grijze wouw tegenkomen. De weg passeert een aardig bergpasje (Puerto de Miravete, 666 m hoog) waar we even pauzeren en een stukje een pad naar boven oplopen. Putters, boomleeuwerik en baardgrasmus laten zich horen en zien in het vroege ochtendzonnetje. Ook de vale gieren zweven alweer langs, op weg van hun hoge rotsen naar de lager gelegen steppen om voedsel te zoeken.

Bij het stuwmeer zijn diverse observatiehutten verschenen om de rietbewoners te kunnen bekijken. Dat is een hele verbetering vergeleken met 6 jaar geleden toen we vlak langs de weg angstvallig net achter de vangrails moesten blijven staan om zonder gevaar voor eigen leven iets te kunnen zien. Maar voordat de rietbewoners aan de beurt komen buigen sommigen zich eerst over een modderpoeltje in een bandenspoor, waar van alles rond-wriemelt. Dat blijken triops te zijn, pre-historisch uitziende beestjes die jaren in de droogte kunnen overleven om dan weer actief te worden als er keer voldoende water is – zoals nu, na de natte winter. Intussen blijkt aan de overkant van de weg een woudaapje langsgevlogen te zijn – dankzij de triops gemist! Wel kunnen we een purperkoet heel goed zien en horen. Verder zien we nog andere reigers: koe-, purper- en grote en kleine zilverreiger, en overal tettert de cetti’s zanger er lustig op los. Ook zijn er gele kwikstaarten en bijeneters. Als we niets nieuws meer kunnen ontdekken gaan we koffiedrinken in Saucedilla, waar we weer kleine torenvalken zien die in de plaatselijke kerktoren broeden.

Dan heeft Godfried nog een verrassing voor ons, we gaan naar een plek waar we in de verte heel veel “wit” in de boomtoppen zien zitten. Bij nadere bestudering blijkt het een lepelaar kolonie te zijn.

En de verrassingen zijn nog niet op, er is nog voldoende tijd over om op een speciaal kalkrijk stukje berghelling naar orchideeën te gaan zoeken, een andere passie van Godfried. In nog geen uur tijd vinden we maar liefst 7 verschillende soorten! Weer aangekomen in ons Casa Rural, bij het invullen van de lijst, noteren we nauwgezet alle wetenschappelijke namen van deze mooie plantjes waarvan sommigen helemaal geen Nederlandse naam hebben. Uiteraard vergeten we de vogels ook niet, er zijn weer 16 nieuwe soorten te melden (o.a. dodaars, fuut, witgat, tureluur, steltkluut en lachstern). Ook restaurant Carvajal zorgt nog voor een verrassing; na de rijstsalade als voorgerecht krijgen we een heerlijk stukje kip voorgeschoteld, van een speciaal ras dat specifiek in Extremadura wordt gehouden en daar kennelijk lekker kan rondscharrelen en goed gedijt – het smaakt in elk geval veel beter dan wat wij in Nederland als “scharrelkip” aangeboden krijgen.

Dag 5, donderdag 8 april
Sinds de aanpassing aan het programma op de eerste dag blijft Godfried worstelen met de volgorde; het was eigenlijk de bedoeling om op de dag voor vertrek af te sluiten met een bezoek aan Monfragüe, maar dat valt op zaterdag en we ontlopen liever de weekeind drukte. Dan gaan we dus vandaag maar. In de hoop de keizerarend wat beter te zien te krijgen wil Godfried direct naar de Portillo de Tiétar, want daar hebben we de beste kans. Maar we missen ook nog die blauwe eksters… We proberen dus opnieuw bij de picknickplaats om ze te verleiden met wat kruimeltjes, weer zonder succes. Ietsje verderop bij een andere picknick- tafel zien we ze plotseling scharrelen, en daar lukt het om ze te lokken zodat iedereen ze kan bekijken, filmen en fotograferen naar behoeven. En dan gauw naar de uitkijkpost. De zwarte ooievaars zitten er nog, maar verder gebeurt er niet veel opwindends. Na een uurtje stappen we op om naar Villarreal te gaan voor de koffiepauze. Plotseling steekt een vos met prooi in de bek de weg over vlak voor onze auto. Nauwelijks bekomen van deze ontmoeting zien we verderop een paar mensen vol belangstelling in het bos naast de weg turen, daar blijken een paar jonge edelherten dichtbij volkomen op hun gemak te staan grazen. Na de koffie in Villarreal rijden we naar de brug over de Taag. Daar zien we voor het eerst deze reis alpengierzwaluwen vliegen. Onder de brug zitten ook allerlei duiven, waaronder een aantal “echte” rotsduiven. Na het verorberen van het lunchpakket splitst de groep zich, Godfried brengt de wandelaars naar het begin van een pad dat over de hellingen door het mediterrane bos naar het kasteeltje van Monfragüe loopt, en gaat vervolgens met de deelnemers die wat minder goed ter been zijn alvast met de auto naar het kasteel. Het laatste stuk is nog een stevige klim over een lange trap, maar eenmaal boven word je beloond met een prachtig uitzicht over de Taag en het omringende landschap. Soms vliegen de gieren op ooghoogte voorbij, maar dat valt vandaag wat tegen.

Als de wandelaars ook aangekomen zijn gaan we nog even beneden bij de Peña Falcon kijken. Ergens in de loop van deze dag liet de Spaanse keizerarend zich eindelijk ook wat beter zien, maar ik ben vergeten waar en wanneer dat precies was. We besluiten de middag met een ritje over onverharde wegen in de naaste omgeving van Torrejón el Rubio, waar de Europese kanarie vrolijk zingt en Jan naar hartenlust roodkopklauwier kan fotograferen (want dat was nog niet echt gelukt). We zijn dan wat eerder “thuis” dan gewoonlijk, zodat iedereen een beetje kan uitblazen en zich voorbereiden op morgen, als we naar de Sierra de Gredos gaan.

Dag 6, vrijdag 9 april
Om kwart over 8 vertrekken we naar het gebied “La Vera”, de zuidwest hellingen van de Sierra de Gredos. Het is weer wolkenloos, maar nog steeds waait die stevige wind. Na een rit van anderhalf uur komen we aan op onze eerste stopplaats, bij de “Garganta Pedro Chate”, een leuk snelstromend watertje. We zien meteen witte en grote gele kwikstaarten, appelvinken, gaaien en pimpelmezen, maar ons wandelingetje stroomopwaarts levert niet op wat we hoopten: de waterspreeuw. Als we weer in de bus willen stappen hoort Godfried de bergfluiter, en dan proberen we die in de telescoop te krijgen. Het vereist wat geklauter langs een vrij steil hellinkje, maar het lukt en zo kunnen we hem heel mooi al fluitend zien!

Dan rijden we naar het dorpje Cuacos de Yuste voor de koffiepauze. We zitten middenin de streek waar paprika’s verbouwd en gedroogd worden voor de fabricage van paprikapoeder; ook in het barretje hangen slierten gedroogde paprika’s. Bij dit dorp is ook een kleine, sobere begraafplaats voor Duitse soldaten die in WOI en II in Spanje gesneuveld zijn. We nemen er even een kijkje en zien direct bij de ingang twee boomkruipers die jammergenoeg net iets te kort blijven hangen om ze te kunnen fotograferen. Ietsje verder is het bekende klooster waar Karel V zijn laatste levensjaren doorbracht (Monasterio de Yuste), we gluren even door het hek naar de mooie tuin en het indrukwekkende gebouw.

Intussen is het tijd geworden voor het lunchpakket en we rijden een stukje de bergen in tot we een geschikt plekje vinden om te gaan zitten. Van rustig eten komt weinig, er vliegen teveel interessante vogels rond zoals zwarte tapuit en blauwe rotslijster. We klauteren nog wat hoger om te proberen ze van wat dichterbij te bekijken, maar ze blijven steeds net even te ver weg. Ook zien we vrij veel hagedissen (Algerijnse zandlopers), en vandaag voor het eerst ook wat meer vlinders, o.a. argusvlinder.

Na de lunch brengt Godfried ons nog naar een ander bergstroompje, de “Garganta Mayor”, waar we ook weer een eindje stroomopwaarts lopen. Ook hier vliegen diverse vlinders, oranjetipje, citroenvlinder, en een heel aparte: de Spaanse pijpbloemvlinder. Maar het mooiste is toch dat we hier wel de waterspreeuw aantreffen! Hij heeft z’n nest in een bocht van het stroompje, bij een watervalletje. Het pad loopt er vlak langs en we kunnen hem heel goed bekijken. Snel vliegend over het wateroppervlak, hippend en wippend op de rand van de waterval, en duikend in het snelstromende water op zoek naar voedsel. Nooit eerder zag ik de waterspreeuw zo mooi en zo dichtbij.

Dan is het tijd voor de rit terug naar Torrejón el Rubio. We kiezen voor de route waarbij we nog een keer dwars door PN Monfragüe komen, en lassen nog even een pauze in bij een camping net voor het park. Het is er heel gezellig, horen en zien vergaat je want er is een buslading Spanjaarden een dagje uit aan het vieren en ze hebben duidelijk erg veel plezier. We houden de pauze dus heel kort, en rijden dan via de inmiddels bekende weg door Monfragüe naar ons tijdelijke huis.

Op de lijst kunnen we weer 6 nieuwe soorten noteren, mede dankzij de andere habitat die we vandaag bezochten, en daarmee komt het totaal op 120 soorten. Hoewel het niet ter sprake komt lijkt mij dat de waterspreeuw wel de vogel van de dag mag zijn.

Dag 7, zaterdag 10 april
Dit is alweer de laatste dag in Extremadura, en die besteden we aan de steppen en de Rio Almonte. We ontbijten snel omdat we vroeg in de ochtend de meeste kans hebben om zandhoenders te zien. De eerste verrassing zien we langs de hoofdweg naar Trujillo, net voor de afslag die we willen nemen: twee kuifkoekoeken die ogenschijnlijk betrekkelijk rustig in de struiken zitten. Godfried haalt een omkeermanoeuvre uit en we rijden een stukje terug, maar de vogels zijn niet meer te vinden. Dus vervolgen we onze rit de steppen op, waar we opnieuw grote trappen zien, en ook de zandhoenders (zowel wit- als zwartbuik). Ook vandaag waait die gemene koude wind over de steppen, en na een paar uur op verschillende plekken gekeken te hebben gaan we weer naar het gezellige Santa Marta de Magasca voor de koffiepauze. We controleren even het nestje in de cipres, en zien dat er inderdaad een puttertje zit te broeden. Dan vervolgen we onze tocht over de steppen, want we missen nog altijd de griel. Godfried stopt op een plekje met een schitterend uitzicht over een riviertje, en maakt ons attent op het havikarendnest dat vandaar te zien is in een hoogspanningsmast. Vanaf de brug over het riviertje is het nest beter te zien, maar de vogelgidsen van Extremadura hebben onderling afgesproken niet vandaar naar het nest te zullen kijken om de vogels niet te verstoren. We zien geen activiteiten op of bij het nest, misschien is het toch opgegeven? Het plekje daar bij het riviertje bevalt ons prima, lekker in het zonnetje en geen last van de kille wind, en we besluiten er de lunch te gebruiken.

Na de lunchstop rijden we weer verder, en plotseling roept Godfried “arendbuizerd!” Dat veroorzaakt de nodige opwinding, die hadden we niet verwacht. Hij landt op een struik, en Jan ziet kans een foto te maken als hij net weer opvliegt*. Op een ander plekje ontdekken we in de geelgekleurde velden steeds meer grote trappen, overal rondom ons. Godfried besluit ze te tellen en komt tot 84 exemplaren! Sommige mannetjes staan zich geweldig uit te sloven wat we door de telescoop heel goed kunnen waarnemen.

Ook rijden we nog langs de plek waar broedkasten voor scharrelaars zijn opgehangen, het is nog wat vroeg in het seizoen maar er zijn al wel scharrelaars teruggekeerd uit Afrika; we zien er inderdaad eentje. En het moois is nog niet op, als we weer verder rijden landen er twee kleine trappen niet ver naast ons in het veld. Al met al blijven we weer langer op de steppen dan de bedoeling was, en is er helaas maar net een uurtje over om nog even langs de Almonte-rivier te wandelen.

Bij het invullen van de lijst blijkt deze dag weer 8 nieuwe soorten opgeleverd te hebben. Tussen de opwinding over de trappen en zandhoenders zijn ze een beetje in het gedrang geraakt, maar we zagen eindelijk ook wat meer leven bij de diverse watertjes; krakeend, groenpootruiter en wat meeuwen konden we herkennen.

Dag 8, zondag 11 april
Het zit er weer op, we gaan terug naar huis. We nemen afscheid van onze gastvrouw, die zoals elke ochtend ook nu weer het ontbijt verzorgde. Als iedereen de laatste spulletjes heeft ingepakt en de auto is volgeladen, gaan we richting Madrid. Omdat we allemaal rond 4 uur vertrekken, is er nog wel een uurtje beschikbaar om even ergens te stoppen en wat rond te kijken. Het kleine steppe-gebiedje van de heenreis leek ons daarvoor bij uitstek geschikt, en dat blijkt een prima keus. Naast oude bekenden zoals het steenuiltje, boerenzwaluw en koereigers levert het nog 5 nieuwe soorten op, waaronder de griel! Ook een paapje, ringmus, Engelse gele kwikstaart en kwartel (gehoord) kunnen we nog bijschrijven. Dat brengt de totaalscore van deze reis boven de 130 soorten.

Een aantal lokale bewoners is druk bezig met het oogsten van een speciale distel. De nerven daarvan worden verwerkt in tortillas of gegeten met rijst, weet Godfried ons te vertellen. Als hij met één van hen even een praatje aanknoopt laat deze duidelijk merken dat hij dat vogelen vanuit een auto maar niks vindt; we moeten te voet gaan, dan zie je pas wat! Hij krijgt ongelijk, als we vlak bij een boerderij in een poeltje van mooi dichtbij steltkluten (en die Engelse gele kwik) kunnen bekijken die zich absoluut niet laten storen door de auto. Maar dan moeten we toch echt op weg naar het vliegveld, waar Godfried ons keurig op tijd afzet. We nemen afscheid en bedanken hem voor de goede zorgen, de mooie plekjes waar hij ons naartoe heeft gebracht, en alle wetenswaardigheden over veel meer zaken dan uitsluitend vogels waar hij ons deelgenoot van heeft gemaakt.

Samenvattend:
Het was een geweldig mooie reis, helemaal zoals ik van deze organisatie gewend ben. Goed verzorgd, keurige accommodatie, leuk lokaal restaurant met soms een verrassende menu-keuze maar altijd smakelijk en ruim voldoende. Dat geldt ook voor de lunchpakketten, dat kon zelfs wel een beetje minder.

Jammer was dat het busjes getinte ramen had waardoor degenen die op de achterbank zaten weinig zagen, maar dat losten we op met een slim roulatiesysteem. Dat tekent meteen ook de goede verstandhouding binnen de groep, het was gezellig, iedereen droeg z’n steentje bij en zo verliep de reis zeer harmonieus.

Het weer was fantastisch, dat is natuurlijk altijd afwachten maar deze keer was het prima. De gids was uitstekend. Godfried luistert goed naar de wensen van de deelnemers, en heeft duidelijk oog voor de beperkingen én mogelijkheden van de groep. Hij vertelt heerlijk enthousiast over alles wat er te zien en beleven valt, of dat nou over vogels of planten gaat, lokale gebruiken of historische feiten, Godfried is van vele markten thuis. Bovendien wist hij ons naar de juiste plekjes te brengen waardoor we wel bijna alles gezien hebben (en daarbij ook heel goed gezien hebben) wat Extremadura zo boeiend maakt. Extremadura zelf tenslotte vond ik deze keer nog overweldigender dan bij vorige gelegenheden. De machtige besneeuwde toppen van de Sierra de Gredos die ons elke dag “begeleidden”, de wit en geel gekleurde vlakten, de imposante kurk- en steeneiken op de dehesa’s, en de enorme vogelrijkdom. Ook de vriendelijkheid van de lokale bevolking mag niet onvermeld blijven.

Wat mij persoonlijk deze keer vooral opviel was de rust; ons kleine kikkerlandje is hiermee vergeleken toch wel buitengewoon druk.

Zeewolde, 18 april 2010 Paula van Schaik

– – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – – ————-––
* Wat betreft de arendbuizerd: Het is bekend dat de Noord-Afrikaanse ondersoort van de arendbuizerd begonnen is aan een opmars in Spanje. Er zijn al diverse broedgevallen gemeld uit het uiterste zuidpuntje, in de buurt van Tarifa. Ons groepje kwam op 10 april een vogel tegen waarvan Godfried meteen riep “arendbuizerd”. Intussen is aan de hand van de foto vastgesteld dat het hier inderdaad een jonge arendbuizerd betreft van ongeveer een jaar oud. Op zwerftocht, aangetroffen in een steppe-achtige habitat – volgens Godfried één van de eerste zekere waarnemingen in Extremadura.

** De oplossing van het raadseltje:
putter sterke man = mannetjesputter, staat z’n mannetje niet, blijft putter over