Spanje 2004

 

SPANJE – 2004: Extremadura, april | door Paula van Schaik

Weerzien met Extremadura en Sierra de Gredos (17 t/m 24 april 2004)

º Door Paula van Schaik

In de nazomer van 1991 trokken Jan en ik 3 weken in een huurauto door Spanje, in een grote boog vanuit en om Madrid. Daarbij doorkruisten we een groot deel van Extremadura, verbleven enige dagen in de Sierra de Gredos en bezochten ook Monfragüe. We waren dus heel benieuwd naar Extremadura nu, bijna 13 jaar later, en in voorjaarskleed.

Zoals ik vorig jaar al uitlegde (in het verslag over de reis naar Zuid Spanje en de Coto de Doñana) zijn Jan en ik geen pure vogelaars, maar natuurliefhebbers in veel ruimere zin. Voor ons was het dan ook een aangename verrassing dat de tweede gids bij deze reis verzot is op reptielen en amfibieën, en meer met z`n neus naar de grond loopt dan in de lucht. Maar laat ik bij het begin beginnen.

Dag 1. (zaterdag 17 april) De Iberia vlucht landt keurig om 11.00 uur op Barajas, het vliegveld van Madrid, de bagage komt vlot van de transportband en we spoeden ons naar buiten, vol verwachting wie ons op zal staan wachten. Boven het bekende T-shirt zien we een ons onbekend gezicht: dat blijkt 2e gids Jeroen Verhoeff te zijn die al eerder met een (vroege) KLM vlucht aangekomen was. Met onze vlucht is het grootste deel van het reisgezelschap gearriveerd; het wachten is dan nog op 2 dames die al een paar dagen in Madrid verblijven en een medereiziger die pas in de middag komt. Jammergenoeg is het weer niet erg aangenaam, en worden we min of meer gedwongen in de aankomsthal van het vliegveld te wachten op de laatste reisgenoot. We doden de tijd met een kopje koffie, eten een broodje, wandelen wat heen en weer en intussen is er voldoende gelegenheid om alvast een beetje kennis te maken met onze medereizigers. Als de laatste deelnemer dan eindelijk gekomen is stappen we snel in de twee busjes en vertrekken richting Monfragüe, wat nog wel een paar uur rijden is. Onderweg even een korte stop bij een café-restaurant om de inwendige mens te versterken, en een blik over het vlakbij het restaurant gelegen watertje waar we wat watervogels aantreffen. Zodra we de grens van de regio Extremadura gepasseerd zijn wordt het landschap boeiender, en dan nemen we vanuit de auto natuurlijk ook al heel wat bewoners van deze streek waar, zoals ooievaars, zwarte en rode wouw, grauwe gors, bijeneters, hop, roodkopklauwier en roodborsttapuit. Als we al vrij dicht bij Torrejón el Rubio (onze plaats van bestemming) zijn is er nog even tijd om de rit te onderbreken zodat we vast een beetje de sfeer van de dehesas kunnen opsnuiven. We krijgen daar meteen een voorproefje van Jeroens specialiteit: het opscharrelen van kronkelende kruipertjes die zich voornamelijk ophouden op donkere, vochtige plekjes zoals onder grote stenen. Hij toont ons een Moorse wormhagedis; ik geloof niet dat ook maar één lid van het gezelschap ooit van het beestje had gehoord. Maar dan gaan we toch snel naar het ´Casa Rural` waar we 5 nachten zullen logeren. Na de bespreking van wat we die dag zagen, en wat er voor morgen op het programma staat, lopen we naar het nabijgelegen Restaurant Carvajal voor het diner. Na deze lange dag doen we de ons voorgeschotelde locale specialiteit (guiso extremeño, een stoofpotje) alle eer aan, en we laten ons de erbij geserveerde wijn ook goed smaken.

Dag 2. (zondag 18 april) Om 08.00 uur staat het goed gevulde ontbijtbuffet voor ons klaar, en om 09.00 uur heeft iedereen zich weer een plekje veroverd in een busje en kan de rit naar het natuurpark Monfragüe beginnen. Het is wat bewolkt, een beetje miezerig zelfs, maar dat weerhoudt ons er niet van een stukje te wandelen langs een klein stroompje. Spaanse kikkers kwaken, waterranonkel staat in bloei, en Jeroen verrast ons met een adderringslang. Bij de Peñafalcón, een markant punt in het natuurpark Monfragüe, worden we ondanks het miezerige weer overweldigd door grote aantallen rondzwevende vale gieren, met daartussen ook monniksgieren, raven en diverse arenden. Wat verderop in het park wandelen we een stukje langs de rivier de Taag, waar uiteraard veel zwaluwen rondscheren. Een overvliegende havikarend zorgt voor de nodige opwinding. In het dorpje Villareal de San Carlos is er even tijd voor een kopje koffie. Er bevindt zich een bezoekerscentrum, waar een mooie fototentoonstelling is ingericht (hoewel we bij sommige foto`s de indruk hebben dat de compositie wel erg onnatuurlijk is, geënsceneerd, trucopnames?). Na de koffiepauze trekken we weer verder door het park, op zoek naar de nesten van o.a. vale gier, monniksgier, en aasgier. Vooral deze laatste is door de telescoop goed te bewonderen. Op weer een ander plekje speuren we de rotsen nog af naar de oehoe die daar zou moeten zitten, maar deze laat zich niet vinden. De bewolking is intussen wel gebroken, maar er waait een venijnige, koude wind. De dag begint aardig te vorderen dus we keren langzaamaan terug naar Torrejón el Rubio. In de woonkamer van ons huis bespreken we gewoontegetrouw de soortenlijst (met als meest verheugende waarnemingen misschien wel de zwarte ooievaar en de Spaanse keizerarend) en het programma voor de volgende dag. Daarna gaan we naar het restaurant voor het diner.

Na het diner lopen we o.l.v. Jeroen een eindje langs de weg, naar een plekje waar salamanders moeten zitten. Het is een diep gat, en er zitten ook wel salamanders, maar eigenlijk hebben we niet genoeg lampen om het goed te kunnen zien. Het waait nog steeds hard, het is kil en de meesten vinden het wel mooi geweest voor de eerste dag en wandelen terug.

Dag 3. (maandag 19 april) Vandaag staat de grote trap op het programma. Of de trap dat ook weet? Het weer is in elk geval beter dan gisteren, er zijn flinke opklaringen. We gaan op weg richting Cáceres, en stoppen om te beginnen bij een plek waar wel eens een grijze wouw wordt waargenomen. Tevens zit er een ooievaarskolonie waar het broedseizoen in volle gang is. We hebben geluk, de wouw wordt gezien. De ooievaars vliegen intussen onafgebroken af en aan met nestmateriaal en voedsel voor de jongen, en klepperen er lustig op los. Ter afwisseling is de volgende stop bij een klein plasje, waar dodaars en fuut (met jongen) zwemmen. Na een korte koffiestop lopen we langs een aardig stroompje. De vondst van de dag is een klapeksternest met jong, in een braamstruik langs dat watertje. Dan gaan we weer verder, werpen alvast een blik over de Rio Almonte (komt later in het programma nog ruimschoots aan bod), en rijden via de buitenwijken van Cáceres richting Trujillo naar het steppengebied waar de grote trap zich moet ophouden. En inderdaad, ze zijn er! Ver weg, de telescoop is nodig om ze goed te kunnen zien, maar ze zijn er! Vreselijk jammer dat ze zo ver weg zijn, het imposante van het beest komt zo niet helemaal tot z`n recht, maar toch geweldig om te zien. Jeroen tovert intussen (hoe toepasselijk!) een trapslang tevoorschijn vanonder een steen. Voor de kleine trap moeten we ons weer verplaatsen. Onderweg pauzeren we even voor een drankje bij een spiksplinternieuw restaurant aan de oever van een stuwmeer (steltlopers en koereigertjes). En daarna dan op zoek naar de kleine trappen. Het geluk is met ons, we vinden ze. Er zit er één betrekkelijk dichtbij en als hij opvliegt, verjaagd door een rode wouw, is de witte onderkant van z`n vleugels perfect te zien. Dan wordt het weer tijd om terug te keren naar ons tijdelijke huis, het invullen van de soortenlijst, de bespreking van het programma voor morgen, en tenslotte het voortreffelijke diner. We worden elke dag opnieuw verrast met een leuke locale specialiteit.

Dag 4. (dinsdag 20 april) De dag begint weer bewolkt, en het zonnetje komt er af en toe even tussendoor maar we houden wolken. We gaan via een andere route terug naar het steppengebied tussen Trujillo en Cáceres, om nog een keer naar trappen te zoeken. Bij dat gezoek komen we een andere leuke vogel tegen, de kuifkoekoek. En ook vandaag vinden we de trappen, maar helaas, ook weer erg ver weg. Wel kunnen we en tweetal kleine trappen goed volgen als ze elkaar een hele tijd al vliegend achterna zitten. En . we zien ook grielen. En koereigers, die bij gebrek aan koeien maar op de rug van schapen postvatten. Dan gaan we richting Montánchez via een weg waar nestkasten voor scharrelaars zijn opgehangen. Die waarderen dat duidelijk, we zien er heel wat. In Montánchez aangekomen pauzeren we even op het pleintje voor een kopje koffie. Zwaluwen hebben onder de balkonnetjes van diverse huizen hele flatgebouwen aan nesten gemetseld, en vliegen af en aan. We lopen naar het kasteel, waar we genieten van het uitzicht, de leuke plantjes die er groeien, en de blauwe rotslijster. Om het gezelschap weer in beweging te krijgen moet er wel iets spectaculairs aangeboden worden: de gids belooft ons 100 Kaspische beekschildpadden! Even buiten Trujillo is een meertje, en werkelijk, het krioelt er van de schildpadden. Tenslotte stoppen we in Trujillo zelf, een prachtige Middeleeuwse stad met (ook weer) een oud kasteel, een mooi groot plein met diverse uitnodigende terrasjes en nestelende ooievaars op de omringende gebouwen. Sommigen blijven dus op dat plein, om op een terrasje te genieten van een drankje (onder het toeziend oog van Pizarro , één van Spanje`s meest beruchte conquistadores. Die keerden beladen met schatten terug uit Zuid-Amerika en velen vestigden zich in Trujillo, waar nu ter ere van Pizarro een imposant beeld staat). Anderen klimmen naar het kasteel, voor het fraaie uitzicht en de grote hoeveelheden kleine torenvalken. Na het diner (met vandaag een verrukkelijke lamsstoofschotel) is er voor de liefhebbers een avondexcursie met de bat-detector. Veel levert het echter niet op.

Dag 5. (woensdag 21 april) Vandaag staan er geen steppen op het programma, vandaag zoeken we wateriger oorden op. Maar om te beginnen hebben onze gidsen nog een verrassing voor ons in petto, waar ze een beetje geheimzinnig over doen. Om het spannend te houden rijden ze ook eerst nog het verkeerde weggetje op, maar de tweede poging is raak. Busjes aan de kant, verrekijkers en telescopen in de aanslag, en speuren over de toppen van de bomen naar een hoogspanningsmast waar zich een nest in moet bevinden van de keizerarend!! En zowaar, we vinden de goede mast met het nest… en de arend is thuis! Grote opwinding dus, en een gedrang bij de telescopen om het toch maar vooral goed te kunnen bekijken. Terwijl we staan te kijken komt de partner-arend ook nog aanvliegen, schitterend! Op weg naar de rivier de Almonte stoppen we toch ook nog even om te genieten van de dehesas die per dag meer paars kleuren (dankzij de bloeiende kuiflavendel). Bij de Almonte is het de bedoeling om langs de oever te wandelen; al naar gelang interesse en conditie valt de groep uiteen in wat kleinere delen. Jan is geblesseerd en mag eigenlijk niet te veel lopen, wij blijven dus tamelijk aan het begin. Ik ontdek een pimpelmezennest in een holte van een dode boom die over de rievieroever hangt, en we besluiten daar post te vatten met de camera`s in de aanslag. Het valt niet mee de razendsnelle meesjes te snappen op het moment dat ze in of uit het holletje vliegen, maar we krijgen geheel onverwacht een mooie bonus! Er komt een ons onbekend vogeltje in dezelfde boom op een takje gezellig zitten zingen, en die wordt onmiddellijk vastgelegd. Later vragen we aan de gids wat het is (geprezen het digitale tijdperk, je kunt direct je opnames , laten , bekijken!) en die is laaiend enthousiast. Het is een cirlgors, die laat zich over het algemeen niet makkelijk fotograferen. In dit geval blijken de fotografen dan toch in het voordeel boven de vogelaars; vogelaars hebben de onbeheersbare neiging steeds maar verder te hollen, achter die éne soort aan die zich maar niet wil laten zien, terwijl een fotograaf zich op een gunstig plekje verdekt opstelt en rustig wacht wat er voor z`n lens komt. Verder zien we ook weer diverse gieren en wouwen vliegen, er dartelen verschillende leuke vlindertjes, en ijsvogel hangt biddend boven de rivier en flitst vervolgens weer verder, we horen de Spaanse groene kikkers kwaken, kwikstaarten scharrelen langs de oever en op de rotsblokken zonnen vele kaspische beekschildpadden. Als we ons op het afgesproken tijdstip weer verzameld hebben bij de busjes, gaan we naar Almaraz. Daar is een kerncentrale die z`n koelwater loost op het stuwmeer, waardoor plaatselijk de watertemperatuur wat verhoogd is. Dat veroorzaakt meer rietgroei, en zo ontstond er een gebied dat interessant is voor purperreigers en purperkoeten. De omgeving is foeilelijk; het verkeer raast achter je langs terwijl je net naast de vangrails over het rietgebied staat uit te kijken, maar de purperkoeten trekken zich van dat alles niks aan en bouwen er hun rietnest-torens. Vorig jaar in de Doñana zag ik ze voor het eerst, die gekke vogels met hun grote lompe koet-lijf. Maar hun opvallend rode poten, het witte wipstuitje en vooral de schitterende purperen kleur van hun verenpak maakt dat ik ze prachtig vind. Het is de laatste dag in de dehesas en steppen van Extremadura; op verzoek stoppen we nog even op het veldje bij het kerkje waar we de eerste dag ook even uitstapten. Sommige deelnemers kunnen kennelijk geen afscheid nemen van de dehesas; de gids moet diverse malen stevig op de toeter leunen voordat hij alle schaapjes weer bijeen heeft om terug te keren naar Torrejón. Daar gaan we ter afsluiting van ons verblijf naar een aardig bezoekerscentrumpje met informatie over de streek, maar we treffen het niet, ze zijn bezig alles te rearrangeren en daardoor is het jammer genoeg een onoverzichtelijke bedoening.

In het restaurant worden we deze laatste avond verwend met een grote schaal paella; geen typisch gerecht voor deze streek maar wel een leuke verrassing.

Dag 6. (donderdag 22 april) Na het ontbijt en het inladen van de bagage gaan we op weg naar de Sierra de Gredos, maar niet zonder eerst afscheid te nemen van Monfragüe. We klimmen naar het het hoogste punt, het kasteel, met een prachtig uitzicht over de onafzienbare dehesas en de Taag. Het is zonnig; we genieten van de schitterende vergezichten en de grote aantallen roofvogels die zich nog maar eens van hun beste kant laten zien. Voor we Monfragüe definitief verlaten kijken we nog even op een plek waar regelmatig otters worden waargenomen, en proberen ook nog of de oehoe`s nu wel te vinden zijn, maar zonder succes. Gelukkig komt er wel een aasgier langsscheren, en vliegt er een zwarte ooievaar over, dat vergoedt veel. En dan gaan we toch echt op weg naar onze volgende bestemming. Via Plasencia en de Jerte- vallei gaan we richting de bergen. De rit door de vallei is prachtig; we stoppen zo hier en daar even om het uitzicht te bewonderen. Of met z’n allen over een brugleuning te hangen om in het eronderdoor stromende riviertje (de Jerte, uiteraard) te speuren naar de waterspreeuw. Op de Puerto de Tornavacas (op 1275 meter) kijken we nog een keer om over de Jerte-vallei, en dan komen we in het stroomgebied van de Tormes. Die stroomt o.a. door het plaatsje El Barco de Avila, waar we er een stukje langs lopen. Jeroen is weer helemaal in z’n element en vangt een Spaanse watersalamander. Heel opvallend zijn ook de grote schaatsenrijders die over het wateroppervlak heen en weer schieten. Langzaamaan komen we steeds hoger, en komen de besneeuwde bergtoppen dichterbij. In dit gebied zou de citroenkanarie zich moeten ophouden, maar het lukt nog niet om hem te vinden. We nemen onze intrek in een nieuw hotelletje, dat leuk is gelegen aan het begin van de weg naar de Plataforma , de toegang tot de ´Reserva Nacional de Gredos`. Na het inchecken drijft het verlangen de citroenkanarie te zien een deel van het gezelschap weer naar buiten, maar wij gaan lekker rustig in de bar zitten om te genieten van een portie jamon iberico , in elk barretje waar we de afgelopen dagen onderweg gestopt zijn hingen de hammen, maar tot nu toe was er telkens te weinig tijd om een portie te verorberen. Maar nu nemen we het ervan. Het is de eerste keer dat de reisorganisatie in dit hotel logeert, en de medewerkers doen erg hun best om het ons naar de zin te maken. Ook hier slooft de kok zich dus weer uit om ons te laten genieten van locale specialiteiten (zoals mijas), en de porties zijn ook niet mis!

Dag 7. (vrijdag 23 april) De ochtend is fris, het heeft hier vannacht gevroren. We zitten dan ook bijna 1500 meter hoog, en op de ons omringende bergtoppen ligt nog sneeuw. De lucht is strakblauw, geen wolkje te bekennen. Na het ontbijt rijden we naar een op een paar kilometer van het hotel gelegen stukje bos, waar een riviertje (de Tormes?) stroomt. We lopen een stukje door het bos en langs het riviertje, zien een paar eekhoorntjes, en ook de bonte vliegenvanger zoals we hoopten. Op het water treffen we weer die reuzenschaatsenrijders aan. Dan gaan we op weg naar de Plataforma, een vlak stuk op 1700 meter hoogte waar de weg uitloopt in een grote parkeerplaats vanwaar een looppad verder de Sierra de Gredos in gaat. Voordat we op de Plataforma komen stoppen we af en toe nog even, o.a. om omhoog te kijken of we langs de bergrand al steenbokken zien. En ja hoor, ze zijn er. We verdringen ons weer voor de telescoop, want er ligt een prachtige bok en je weet maar nooit of je ze later op de dag nog te zien zult krijgen. Eenmaal op de Plataforma spreken we een tijstip af waarop we ons weer bij de busjes zullen verzamelen, en dan kan iedereen op eigen gelegenheid het wandelpad gaan bestijgen en kijken hoever hij/zij wil klimmen. Gezien Jans blessure doen wij heel kalm aan, maar we klimmen toch wel zo ver dat we nog even de sneeuw kunnen aanraken. Die smelt vandaag overigens met grote vaart weg, want het zonnetje schijnt onafgebroken, het is werkelijk een prachtige dag. Veel vogels zien wij helaas niet, het blijft bij wat overvliegende ruziënde raven, en een grijze gors. We keren bijtijds weer terug naar de parkeerplaats, en komen als we er bijna zijn een schitterende hagedis tegen. Groot, groen lijf, blauwe kop, en een wat bruin-roze staart. Hij verstopt zich even, maar komt vrij snel weer tevoorschijn en gaat lekker in het zonnetje zitten, zodat we hem prachtig kunnen fotograferen. Als we bij de busjes Jeroen treffen, laten we hem de opnames zien en hij is opgetogen: dat is een mannetje Spaanse smaragdhagedis! Intussen is er aan de andere kant van de parkeerplaats, waar de rotsen net wat hoger zijn dan de daken van de geparkeerde auto`s, een hele kudde steenbokken gearriveerd; zo dichtbij heb ik ze nog nooit gezien! De beesten zijn in de loop der jaren helemaal gewend geraakt aan al die bergklauteraars en trekken zich er niets meer van aan. Als de hele club weer compleet aanwezig is op het afgesproken tijdstip, rijden we terug naar het bos waar de dag begonnen – we hopen de bonte vliegenvanger nog even te kunnen zien. De liefhebbers kunnen vandaar terugwandelen naar het hotel, het is maar een paar kilometer. Maar ja, Jan mag niet zoveel lopen en na al het geklauter in de bergen besluiten wij ons met het busje terug te laten rijden. En dan wordt het tijd de koffers reisklaar te maken, want morgen worden we naar het vliegveld gebracht. Nog eenmaal volbrengen we het ritueel van het invullen van de soortenlijst; o.a. blauwborst, rode rotslijster en Provençaalse grasmus verschijnen daar nog als nieuwe waarneming, waarmee het totaal aantal soorten op 131 komt. Waaronder overigens ook de citroenkanarie; het heeft wat moeite gekost maar hij is toch gespot.

Dag 8. (zaterdag 24 april) Na het ontbijt stapelen we de bagage in de busjes. We kijken nog even naar de bergtoppen, waar sinds gisteren duidelijk minder sneeuw op ligt. En dan gaan we op weg naar Madrid. Veel tijd om onderweg te stoppen is er niet, maar voordat we de Sierra de Gredos uitrijden is er bij Puerto del Pico op 1350 m een leuk mini-hooggebergte gebiedje, waar we even pauzeren. Het restaurantje is helaas gesloten, dus de koffie schiet erbij in. Maar er zijn ook hier steenbokken , en ongetwijfeld vogels maar ik moet bekennen dat ik me op de steenbokken heb geconcentreerd en niet op de vogels heb gelet. Omdat het restaurant dicht was stoppen we een eindje verder in een dorpje met een prachtige naam (Ramacastañas) toch nog even voor ´een snelle koffie`, en daarna gaat het zonder verdere onderbrekingen naar het vliegveld van Madrid, waar onze wegen zich scheiden. Een enkeling blijft nog wat langer in Spanje, maar de meesten gaan weer terug naar Nederland. We bedanken onze gidsen , Jeroen verrast me met een zwierige handkus , en dan zit ook deze vogelreis er weer op.

Het weerzien met Extremadura is me niet tegengevallen, ik heb genoten van het schitterende landschap; de dehesas met hun geweldige eiken, hier en daar helemaal wit van de bloeiende cistus, en elders weer knal-paars gekleurd door de kuiflavendel; de uitgestrekte steppen waar we zoals gehoopt de grote en kleine trappen hebben gezien; de mooie vergezichten vanaf de oude kastelen; en niet te vergeten de (roof)vogelrijkdom van het natuurpark Monfragüe met als klapstuk natuurlijk de keizerarend. Naast al die kanjers zou je bijna vergeten dat we toch ook erg veel leuke kleinere vogels hebben gezien, zoals blauwe eksters, klapeksters, diverse gorzen, kwikstaarten, tapuiten en leeuwerikken, blauwe en rode rotslijsters, bijeneters en scharrelaars, ontelbare zwaluwen, hoppen, purperkoeten en dodaars, om er maar een paar te noemen. Jeroens lievelingetjes zullen me ook altijd bijblijven , slangen, schorpioenen, reuzenduizendpoten en meer van dat kronkelende, kruiperige spul. Daarnaast waren ook de culinaire aspecten verrassend, met allerlei bijzondere streekgerechten. De imposante witte toppen van de Sierra de Gredos tenslotte, op die stralende laatste dag, vormden een mooie afsluiting van deze boeiende reis.